Positief communiceren met je kind

Weerstand bij je kind. Waarom gebeurt dat juist altijd op die momenten dat je weinig tijd hebt? En hoe kan je deze weerstand voorkomen of snel oplossen? Sonja Grootes geeft praktische tips over positief communiceren met je kind om zowel irritatie als weerstand bij ouder én kind te voorkomen.

Soms heb je van die ochtenden. Dat je alles minimaal 5x moet zeggen voordat je kinderen in beweging komen. En als je dan de deur uit loopt, ontdekt dat ze nog steeds vergeten zijn hun haar te kammen. Dat je dochter van 7 in haar bikinitopje met rokje naar beneden komt, vast van plan om zo naar school te gaan terwijl het plenst van de regen. Of dat de jongste van 3 alles perse zelf wilt doen. ‘Fijn die interesse in autonomie, maar nu even niet want dan duurt alles driemaal zo lang’.

Op dat soort momenten worden we vaak geïrriteerd, kortaf, en zeggen het kind wat wij vinden dat het moet doen. We zijn bezig met wat wij zelf willen, en met wat er allemaal nog gedaan moet worden. Kinderen daarentegen zijn veel meer in het nu. En zodra wij gaan bepalen wat wij vinden dat ons kind moet doen, vergroten we onbewust de afstand tot ons kind. Met als gevolg irritatie en weerstand. De oplossing ligt juist in het verkleinen van de afstand naar het kind. Maar hoe doe je dat?

Een goede grondhouding is cruciaal

Goede en positieve communicatie met je kind begint met een oprechte grondhouding. Een houding waarbij je écht contact met je kind wil maken. Door je aan te sluiten bij je kind, door je naar je kind toe te bewegen. En je kind ook echt te zien. Maak contact door op ooghoogte met je kind te komen. Richt je hele houding naar je kind zodat hij ook voelt en ziet dat je er echt bent (en niet bij dat lastige gesprek dat je gaat voeren op je werk). Vertraag je spreektempo. Hoe is je intonatie? Is die vanuit nieuwsgierigheid of afkeurend omdat je kind treuzelt of niet meewerkt?

Soms helpt het om ‘letterlijk’ door de ogen van je kind te kijken en de wereld vanuit dat perspectief te zien. Laat je verwonderen en verrassen wat je allemaal ziet en ook nog niet. Je kan het vergelijken met autorijden. In mijn kleine auto zie ik vooral degene die voor me rijdt. In een vrachtwagen kijk je over de auto’s heen, heb je overzicht.

Gebruik de VAT methode

Een goed hulpmiddel hierbij is de VAT-methode, afkomstig uit de Hanen oudercursus “Praten doe je met z’n tweeën”. Een cursus om de communicatie met en de taalontwikkeling van het kind te verbeteren. VAT staat voor volgen, aanpassen, toevoegen:

  • Volgen: leef je in in de belevingswereld van je kind. Wat ziet, doet, denkt en voelt mijn kind op dit moment?
  • Aanpassen: beweeg naar je kind toe in je houding en door iets te zeggen over wat je ziet gebeuren. En pas daarbij je denkniveau en taalgebruik aan aan dat van je kind.
  • Toevoegen: voeg nieuwe informatie toe. Laat daarbij blijken dat je je kind vertrouwt en dat je het samen doet.

Als wij een kind zeggen wat wij vinden dat het moet doen, zijn we alleen aan het toevoegen. En als dat op dat moment niet aansluit bij de belevingswereld van je kind – wat meestal zo is, want wij gaan voor het kind vaak veel te snel – roept dat weerstand bij je kind op.

Als je je kind regelmatig aanspoort, zeg je eigenlijk dat je het niet vertrouwt.

Je kind vertrouwen geven

Dus als je tegen je kind ‘s ochtends meermaals zegt wat het moet doen, dan ben je alleen aan het toevoegen. Je laat eigenlijk continu blijken dat je je kind niet vertrouwt dat het op tijd klaar gaat komen voor school. Dus kijk waar je kind door wordt afgeleid, en zeg daar op een positieve manier iets over. Bijvoorbeeld: ‘Lekker he, om in je pyjama nog even met met de auto’s te spelen’. Vervolgens voeg je toe: ‘Ik ga nu jullie broodtrommels maken en ik verwacht dat jij je zo gaat aankleden en je tanden gaat poetsen zodat we om kwart over acht klaar zijn om naar school te gaan’. Je geeft hiermee aan dat jullie samen werken aan het op tijd klaar zijn voor school én je geeft vertrouwen aan het kind om zichzelf aan te kleden.

Belangrijk is om aan dat vertrouwen vast te houden en het kind ook een oefenperiode te geven. We zijn vaak geneigd het over te nemen, als we zien dat het niet gaat lukken. En zodra we dat doen, geven we het signaal af dat we het kind toch niet vertrouwen. Terwijl het niet meer dan logisch is dat het kind even een paar dagen tijd nodig heeft om te oefenen. Bij het leren veters strikken vinden we dat ook heel gewoon. Als het de eerste paar keer niet lukt, dan kan je benoemen wat wel al goed ging. Hierdoor krijgt je kind vertrouwen in zichzelf én het helpt jou als ouder ook om het positieve te zien!

Kan jij me helpen met de schooltassen inpakken dan help ik jou met aankleden.

Je dochter die in haar bikini topje naar beneden komt complimenteer je over het feit dat ze zichzelf heeft aangekleed: ‘Wat fijn dat je jezelf hebt aangekleedt voor school. Ik zie buiten heel veel regen en heb op het nieuws gehoord dat het onweer de hele ochtend aanhoudt. Een bikinitopje is dan te fris.’ Je dochter zal zich zo niet afgekeurd of gecorrigeerd voelen. En ze kan zelf nadenken wat ze anders aan kan doen.

Aan je jongste van 3, die alles zelf wil doen, geef je aan dat je er heel blij mee bent dat ze zo goed alles zelf wilt doen. En vraag je haar vervolgens om je te helpen met een eenvoudige taak met weinig risico: ‘Kan jij me helpen met de schooltassen inpakken dan help ik jou met aankleden’. Zo wordt haar inbreng gewaardeerd en voelt ze zich gezien.

Minder irritatie, meer (kwali)tijd

Communiceren met de juiste grondhouding vergt oefening en zal zeker in het begin even wennen zijn voor jou én je kind. Maar al snel zal je merken dat er minder irritatie over en weer ontstaat. Dat je kind – en dat kunnen ze vaak al veel eerder dan wij denken – verantwoordelijkheid kan nemen voor een taak, waardoor bijvoorbeeld een ochtendritueel veel meer vanzelf loopt en minder tijd in beslag neemt. En dat zelfs de dagelijkse ‘moetjes’, fijne ‘quality time’ met je kind kunnen zijn.

Leave A Comment

Your email address will not be published. Required fields are marked *